De recente editie van “Boer zoekt vrouw” heeft weer eens pijnlijk aangetoond dat een boer en een agrariër weinig met elkaar te maken hebben. Je hoeft beslist niet op het platte land te wonen om boer of boers te zijn.
Neem boer Martin of boer Henk. Doodgewone kerels eigenlijk. Wars van gebakken lucht, behoorlijk wat voor de kiezen gekregen maar ook eenvoudig en beschaafd.
Of Henrieke, de struise, goedlachse blonde meid. De vleesgeworden Blozekriekske uit de streekroman “Merijntje Gijzen’s jeugd” van schrijver A.M. de Jong. Veehoudster, ja, maar boer(s)?
En boer Willem, de homo-boer. Wellicht bedoelt als smaakmaker in het Katholieke “Boer zoekt vrouw”. Maar eigenlijk is hij een zorgzame kerel, die dicht bij de natuur leeft en Texel is ontvlucht om aan zijn geaardheid te kunnen toegeven.
Alleen boer Aad blijkt een echte boer. Met een vriendin die zuurder uit haar ogen kijkt dan een fles azijn, valt er toch echt niet aan te ontkomen. Aad is de botte boer van het stel. Alle “stukkies gevoel” ten spijt.
Maar de échte boeren, zo blijkt, wonen binnen de Amsterdamse grachtengordel. De ongemanierden, de horken, de domme knurften uit medialand. Die onbeschofte hufters die proberen mee te liften op andermans succes door presentatrice en kwetsbare deelnemers belachelijk te maken.
Die over de ruggen van gewone mensen laten zien wat een goedkope verliezers ze zijn en daarmee hun soms aardige programma verlagen tot het niveau van een burgerlijke Ivo Niehe productie.
En de boer, hij ploegt voort.
En de wereld, die draait door.
Geef een reactie