18 juli 1951. Brabants markantste sportman ooit, rijdt tijdens “de Tour” een ravijn in. 70 meter lager komt ie met de schrik vrij. Legendarische filmbeelden toonden hoe “de Beul van ‘t Heike” huilend als een klein manneke, aan een ketting van fietsbanden naar boven komt klauteren. Wim van Est.
We zijn zestig jaar verder. Topsport gaat niet meer over sporters maar over “brands” en “exposure”. De F1 gaat over Red Bull, Renault en Bridgestone. Dat Sebastian Vettel het karretje met gevaar voor eigen leven over de streep ragde is slechts bijzaak.
Topsport is een beroep, en zoals in elke beroepsgroep zouden ook in de topsport regels moeten gelden. Een glazenwasser mag geen ladders gebruiken bij hoogtes hoger dan 10 meter. Een vrachtwagenchauffeur kent een rijtijdenbesluit. Maar in de sport zijn risico’s nóóit te groot. Alles voor de overwinning. Alles voor de zege.
Een wielrenner bereikt snelheden van 80 km/uur op dunne bandjes en beschermd door slechts een helmpje. Manuel Sanroma, Fabio Casartelli, Bruno Neves, Thomas Casarotto: renners, omgekomen in een afdaling. Zo ook Wouter Weylandt, 26 jaar jong.
Hoeveel ritten moeten nog worden geneutraliseerd voor de ogen open gaan?
Hoe vaak moeten we nog beelden zien van jankende, schouder aan schouder rijdende wielrenners?
Een dag later triomfeert Pieter Weenings. De koers gaat gewoon verder.
Van Est viel 70 meter diep. Zijn hart stond stil, maar zijn Pontiac liep.
Of het horloge van Wouter Weyland nog liep weet ik niet, maar zijn wekker staat voor altijd stil.
Ton says
Column naar mijn hart. De commercie heeft de sport in een dodelijke wurggreep. Alles draait om geld. Om exposure. Topsporters zijn geen helden.
Maar slachtoffers. Ze worden voor enge karretjes gespannen. En moeten bovenmenselijk presteren.
Vaak tot de dood volgt. Trefwoord: triest.