Twintig jaar geleden was haar eerste schooldag. Aan het handje door dat grote hek, begeleidt tot in de klas. De eerste stapjes, samen op weg. Maar waarheen? En waarvoor?
Aanvankelijk ging het haar gemakkelijk af. Na de basisschool vervolgde ze haar weg naar het VWO. Daar kwam het aan op zelfstandigheid en ijzeren discipline. Hoge cijfers waren niet meer zo vanzelfsprekend. Het koste moeite. De buitenlandse talen nekten haar steeds weer. Nee, ze was geen talen mens.
Haar gezondheid liet het soms wel eens afweten. Haar ouders gingen uit elkaar en haar opa overleed. Drama’s die het er niet gemakkelijker op maakten maar ze ging door. Ze blokte voor elk punt, studeerde voor wat ze waard was en na zes jaar was ook deze horde genomen.
De keuze was gemaakt; ze ging farmacie studeren. Noodgedwongen moest ze op kamers. Utrecht werd haar domicilie. Ongewild, weg uit haar vertrouwde Brabantse omgeving. En op zaterdag een baantje, als bijdrage in de kosten. Zelf verantwoordelijk voor studie en welzijn. Het viel niet mee. Soms een herkansing, dan weer tegenwerking van “bureau studiezaken” of het openbaar vervoer. De studie was prioriteit nummer één en soms vergat ze wel eens te leven. Soms vergat ze wel eens te genieten. Maar het einddoel kwam in zicht.
Komende week ontvangt ze haar diploma. Straks is ze “doctorandus”. “Master of Science” heet dat tegenwoordig. Nu nog een baan.
Kleine meisjes worden groot.
Maar haar vader zal trots zijn. Dat weet ik zeker.
Want die vader, dat ben ik.