Let op, over een paar dagen kunnen we het weer horen en lezen in de media: “De bevrijding van ons land is ook dit jaar weer groots gevierd.” De bijbehorende beelden bestaan steevast uit enorme mensenmassa’s bij gratis toegankelijke openluchtconcerten.
Hoe druk zou er gevierd zijn als het toegangskaartje twintig euro had gekost?
Ik noem zoiets volksverlakkerij. Ik heb geen enkele twijfel over het nut van stil staan bij de bevrijding, ook nu dat al zolang geleden is. Maar omdat nou af te meten aan het aantal bezoekers bij een gratis popconcert?
5 mei. De nationale feestdag na dodenherdenking. De dag waarop we en masse horen te vieren dat zoveel jaar jaar geleden, onze voorouders hebben gestreden voor onze vrijheid. Hoe betrekkelijk dat woord in de ogen van sommigen ook mag zijn.
Op 4 mei herdenken we hen, die ons leven in vrijheid hebben mogelijk gemaakt.
Op 5 mei vieren we die vrijheid.
Op 5 mei hoort die vrijheid uitbundig gevierd te worden. En dat vindt onze overheid, heel terecht, zo belangrijk dat men besloten heeft om 5 mei tot officiële feestdag te benoemen.
Maar is een officiële feestdag niet een dag waarop werknemers bij wet vrij zouden moeten zijn?
Blijkbaar niet. Zelfs niet ééns in de vijf jaar, zoals zovelen denken. Onze nationale bevrijdingsdag stelt niet meer voor dan de Goede Vrijdag, die andere officiële feestdag waarop mensen niet vrij zijn.
Wat is dan eigenlijk nog de betekenis van “officiële feestdag”?
Of valt die term ook onder de categorie “volksverlakkerij”?