Gelukkig, het zit er op. Het is weer voorbij. Het Eurovisiesongfestival. Vraag iemand op straat wie dit jaar heeft gewonnen en velen zullen je het antwoord schuldig blijven.
Het eerste Eurovisiesongfestival vond plaats in 1956. Het was een bedenksel van de toenmalige directeur van de Europese Radio Unie, Marcel Bezençon, geïnspireerd door het fameuze festival van San Remo.
De uitstraling van het festival is echter al lang niet meer wat het ooit geweest is. Geen springplank meer naar een internationale carrière, de liedjes zijn oubollig en hoe je het ook wendt of keert, het is en blijft een langdradige voorstelling. Maar het is vooral de jurering die voor kromme tenen zorgt. Politieke verhoudingen bepalen voor een groot deel wie de punten krijgt.
Toch zie ik nog hoop voor het Eurovisiesongfestival. Maar dan wel in een eerlijker jasje: “The Voice of Europe” (met alle credits voor John de Mol). We moeten niet zíen maar alleen hóren wat er gezongen wordt. Zonder te weten van welk land de inzending afkomstig is. Daarmee kan het festival van de Europese Radio Unie ook terug naar waar het hoort: de radio.
Maar, “The Voice of Europe”, dat is toch de bijnaam van Eddy Wally? Die belachelijke, haast aandoenlijke Vlaamse marktkoopman uit Ertvelde die zichzelf graag vergelijkt met Frank Sinatra? Jazeker, dat is zo. Het is juist daarom, dat die naam ook zo goed zou passen bij het Eurovisiesongfestival van tegenwoordig.
Want wie anders dan het Eurovisiesongfestival zelf, neemt het Eurovisiesongfestival nog wél serieus?